Rooskwatekwetl Maarten
mijn korte geschiedenis

Rooskwatekwetl

Foetsie de visch die over de eerste regel de
eerste regel op een waterspiegel een
spiegel van water springt

op duizenden zwarte parapluies
wordt sneeuw de stad in gedragen

van de maan hangt in een draadloos web
de stad omlaag die de wereld tot
voorstad maakt

aan zijn vadershand loopt hij de oostelijke pyamakade en
wijst met zijn andere hand de torens het geschut van grijze
oorlogsbodems

Fleur de blauwvisch de vis van blauw
de wateren oranje

op duizenden op zwarte regenschermen
wordt sneeuw de warenarchipel in gedragen

wie komt hem in de verstrooiing van
asch van de letter A tegemoet

bolt zijn nachthemd op
scheept de reis zich in
kiest pyama een reis naar
het land dat kant noch wal raakt

Van de maan hangt in
de vloed een kegel van
overvloed omlaag

de bladzijde die verbrand is slaat
graven geleerden goden en godin om

men lacht zich vijftig eeuwen een
hoedje van vijftig eeuwen schrift

Megalithic Saqsaywaman in Peru

zo zeker en langzaam dus verstomt
verzandt verblindt en strandt een
via dolorosa want een visch heeft
geen benen

Sla dood die duckdalf waarom
o roerdomp verlaat gij mij niet
voor een uurtje dokter nihil

zoals hij daar zit te vissen en
de paal vangt waarop hij zit te
vissen,waar is de godin die haar
buik vol heeft van het numineuze

men knipt de schaduw die
men is uit een voorhang
dat men wordt

hoe slaat de godin,de b,de
kleine letter b die in haar hiel
omlaaghangt,de spier die keelt,
een bladzijde die verbrand is
om

Foetsie mijn longen mijn kieuwen
worden als stuifmeel een stoffige
cowboy van haar dijen geblazen



een puntje malkoeth staat erbij en
laat hem zien hoe tussen een glas
bier en een lepel goulash moedertaal
en vadertreinen verschijnen en verdwijnen

Van de maan hangt op hout op 
hout uit tropisch regenwoud aan rails
aan ijzeren staven uit europa
aan europeese rails hangt een voorstad van rijdende gastvrijheid omlaag

zoals in voorhene tijden het klokgebeier het
gebeier van klokken op de wateren van dorp
tot dorp wordt gedragen zo reist zijn tijd
van luidspreker tot luidspreker draadloos

men reist door een werelddeel een deel van
de wereld zoals warm water door de buizen
van de verwarming van een oude wolkenkrabber
stroomt

droomt hij een zwerm van honderdeneen
bijen of droomt hij de zonder geluid bijen
die asch van urn op moedergrind tot urn
op grindplaat verspreiden



Men dwaalt in een binnenzee een zee van
binnen op merg onder beenderen dwaalt
men in spiegelbeelden,in een aan lager wal
geraakte Alpen van stille wanhoop

in een God op grindtaal is niets
meer waar en zegt men van alles
en nog wat 'In den beginne is 't
hartstikke leeg'

Trombone blaast een wiel
en het wiel vraagt 'Waar
ga ik heen'

het Amerika van een geranium
niet de genen niet het innerlijk
niet het uiterlijk van een geranium

men legt zich naast een kruiwagentje
edelweiss fuck van onzin neer

op het grind van de avond op
het grind van de morgen

waarom droomt bloed en vliegt
bloed in een boeket van 1143 reigers
een ssst tegemoet

men haast zich naar een landschap een
plaats waar alles mogelijk is en
niets meer waar

Van de maan hangt een hoed zonder
hoofd een openluchtmuseum een
museum van de open lucht
omlaag

een schootgeboren hoed aan deze
zijde een ongeboren hoofd aan gene
zijde van de maan

ik droom dat ik door het oog van
een pistool kruip maar achteraf slaap
ik nog steeds in een opgerolde regenboog

waarom waaromt het bloed zo
halverwege een vuurzuil bij nacht
een rookkolom overdag in een hoed
van vuur en water in een hoed van
water en vuur

hoe knipt men wit uit zwart
en groen uit blauw hoe knip
ik mijn vraag uit een asbak en
uit een asbak mijn eigen jongetje

hoe knipt men de schaar uit
waarmee men de c cedille
't oog in platvoet vastnagelt

men knipt zijn schoorsteen uit
een oven een vuur en asch maar
hoe knipt men de verstrooiing
van de asch van een zon uit
waarin men altijd voor 't eerst
oplicht
in den beginne weet ik zelfs niet dat de
wereld waar ik begin mij ontoegankelijk
is en dat elke stap mij verder weg doet
dwalen in een stad die van de wereld een
voorstad maakt

een vrouw rembrandt lingerie op
een vensterbank in een raam van
het lloydhotel wijst een andere
vrouw die zegt 'Jij bent 't ook'

men is een schaduw die de
mammoeth uit haar tepel
knipt

waarom vraag ik wie is de aktie
de leegte op de wateren de
godin die mijn ogen uit-
kijkt en mijn naam op haar
buik schrijft

van een iota in de moederhaard
hangt het lint omlaag een lint
gaat door een grindstok een
grindzak door mij een
grindlint

wat is dat voor gejank vergeleken bij
een aapje dat kermt als een tussen
stoeprand en een velg gemangelde
autoband van rubber

Van de maan hangen de zes voorsteden in
een huwelijk van lukrativus en genitivus
verenigd omlaag

een kopstation mompelt hij als hij de
visch die over de eerste regel van een
vrachtbrief springt met vier spijkers
op een bielshout vasttimmert

het is het einde niet maar een schaduw, het
is een schaduw van het einde van vijftig
middeleeuwen, het is een in alle richtingen
op en over de wateren geworpen schaduw

het nummer dat men een heuvel
geeft korrespondeert niet met
de hoeveelheid soldaten die
een heuvel tot heuvel maken

een pagode een heuvel een
god godin gidsverlaten wind
draait in kringen een ringdijk
een dijkring

een stofdoek breekt zijn longen

Men ordent en rangschikt en weet
dat men niet kan weten wie en
wat men rangschikt en ordent

men is een proces dat een
produkt een pakhuis grind
tegemoet reist men 
ringwindt

ringdijk een dijkring rondom
een heuvel een blokhut van
bielsen

van de schepen van zon tot zon gestuurd

en C kijkt op zijn horloge en zegt 'We zijn
bijna in Amerika maar nog niet helemaal'

Een eik maakt hij niet maar op een dag
maakt hij van hout van een eik een hoed
van hout en een stoel

op enkels op schenen op schragen een been
van hout een houten been de schoften van
een boek een psalmstuk een stuk van een
psalm

ik lees niet wat er staat, ik lees mijn
mening over wat er staat, ik verwonder
mij over mijn mening niet over wat er
staat

die witte hoed draagt men die witte
kaplaars met rode stippen het hele
jaar rond

wat een onzin als men zijn bewustzijn
een baantje zoekt

(Mijn enquete een zon van schip 
tot schip gestuurd 
mijn lokomotief kan zijn
afghanistan niet vinden 
van mijn enquete keert
geen glimlach terug)

dat geen enkel logisch proces zichzelf
volledig verklaart en dat elk logisch
proces zijn onverklaarde rest benadert

(Mijn enquete godjeetje mijn bootje
mijn maquette mijn blauwdruk van
een dertiende wereldgedichtje is van
de maan gevallen
een klaasdicht de graalzang het
vuur dat een onblusbaar vuur
benadert
terwijl de gnoe in mijn achtertuin
graast wordt de voortuin onder
mijn strandstoel weggetrokken)



van hoe te vetergeefs hij op zijn
minuskule tussen een kade links
en een steiger rechts ingeklemde
nachtmerrieemplacementen de
papa de mamakeien ordent en
weet dat het de orde niet is

van de schepen op een moederzee
uitgereed keren de wateren
terug

een pad dat geen pad is,zoek ik ook
ook ik vind tenslotte een klaaspad
waar even en oneven boven en beneden
samenkomen waar zwijgen een
werkwoord is waar het gonst beiert
bonst waar een gedicht door een
schoorsteen die geen schoorsteen
is komt een gedicht waar niemand
op staat zit of ligt te wachten

hoeveel kubieke meter fietszadel ligt
daar opeengestapeld

het is een uit een kom gestoten wereld een
parallelwereld het is de reflectie het is
een parallelvisch het is een visch uit een
gebroken voorruit van een auto geknipt

Een hoge nacht een rode
vloer van koningsmantel
een zoom

in 'n ouderwetse strandstoel van rotan droom
ik, ik herinner mij 'n stranding op halmaheira
waar van de witgele kraag van duinen de geel-
witte duinenkraag een man omlaagholt die mij
toeschreeuwt 'Wat mot dat daar in meiner
schmousekutsche'

'Wat staat de maan vanmorgen laat in
bed' zegt de jongen die ik word en
hij krast met zijn ene hand een naam op
een spiegel van water een waterspiegel
en zet met zijn andere hand een pan met
scherven van een visch vischscherven op
het gas

zo witkras jubelen de meeuwen op
een plaat van zand zo zwartkris be
snijden de meeuwen een zandplaat
de palm klaagt over natte voeten

vloed veegt voetstappen niet meer uit
vloed veegt duizenden en meer stappen
van voeten over andere duizenden en
meer voetstappen

stapvoets damt een vloed een zee in
een ringwand van voetstappen

duizenden en meer voetstappen treden
een vloed plat

En toch schenkt iemand van gene van
ongeboren zijde van de maan olie op
een slangevuur uit

ook hij, als kind van aan doodgeboren
tijd spookt rond in een schaduw van
wie en wat is vermoord maar niet
dood

'Er zijn meer musschen dan chinezen'
klaagt de jongen als zijn vader de
katapult begraaft en verontwaardigd
'Onze passer domesticus' mompelt

Ervaart een visch voor wie de
wereld vis is in een aquarium
waarvan het vensterglas aan
alle kanten is gebarsten de
wereld als een gebarsten visch

een venster kijkt uit op een
binnenzee in aanbouw

een voor achter midden
schip van steenslag

een bouwput een echo van
traanvisch

een ringschip een rode hoed een
kaplaars een kubieke meter
witte stippen

honderden koffers zoeken hun
eigenaren een bagageruimte een
guldensporenslag een regen van
vonken een rode nacht een vonken
slag een regen van vonken geen
graalvaart morgen verder volgend
jaar beter

schoorsteenneger bewaart zo een
lelijk pijn gedaan uit zijn kom
geschoven bestaansgeheim

een toevlucht, een scheur in een spiegel
van water, een barst boven barst op een
waterspiegel, een parallelvisch

in een gebarsten visch een parallelvis
zwemmen verschillende aquaria
rond

haar knie en dat jaar haalt de
vuilnisman op
ook de rook van een verjaar
nacht op top zat van asch van
een ontvanger van kristal een
kristalontvanger

dat zijn reeds in tweeen verscheurde
bewustzijn van de wereld bij de minste
geringste beweging verder in zessen in
dertienen scheurt

tussen de rails ziet hij dat hij door
een gat dat zijn gebrek aan humor in
de stalen luchtbrug bijt op het grind
tussen de rails omlaag valt

de vader heeft niet wat de visch heeft
de visch heeft geen benen

stoom perst zich door het oog van
een ijzeren slurf een slurf van ijzer
en fluit stoomfluit verder een hemel
vlies aan flarden

men draagt het onbestelbare
kerstpakket dat men wordt en
is op handen

men ziet de onvoltooide rijkdom van
zijn innerlijk een binnenzee een
zee van binnen een brand
offer toegevoegd

men kan gynecoloog en meer, men
kan niet meer volwassen zijn en
worden


Van de maan hangt in een web van
gloeidraad een zuidelijk halfrond
de verinnerlijking van een uiterlijk
klondike en een noordelijk halfrond
de veruiterlijking van een innerlijk
kimberley omlaag

Een beeldwrak een wrak van
beelden meters onder nul in
een vuurzee het ongeschreven
jongensboek een zee van vuur

grind is de grond niet, grind ligt
op de grond, grind wordt van het
platte dak van een hoog vertrek
van een tooverberg van een tafel
berg uitgestort

Men ziet op de bodem van
een aquarium duizenden en
meer kiezelstenen glinsteren
als veruiterlijkte oogen van
een innerlijke dobbelsteen

Men platvoet op en neer zo
van ja van glas van kooi van
ja met water en al uitgeknipte
inktvisch schreit men een
achtarmig boeket tegemoet

hoeveel brillen heeft men
nodig om een aan gene zijde
van de wet gesteld visioen te
zien

een spiegel draait een
ondersteboven aan een
kapstok in zijn klokhuis
opgehangen appel niet
om

Een wringer door een glas
plaat een plaat van glas
gehaald

dat men van moktok van twee
linkerblauwe ogen de tuinen
van een altijd nog te komen
bestaan begiet en een innerlijke
zebra nooit mompelt tot hier
streep ik en niet verder ik stop
halt


hij komt nooit, ook hij komt
niet voorbij de drempel die
zijn blik wordt en is

een oogwerf een voet een
scandinavisch platvoet in
de lengte gebroken

sneeuw wordt op duizenden parapluies een
openluchtmusem van yoyo in
gedragen

de K de k van klaroenstoot van stoot op
hoorn

een soldaat nadert mij morgen na
morgen uit een verte die geen verte
is en staat naast mij en zegt 'Mag
ik de wijnkaart zien'

ik ook ga tegemoet en tiperary
ook ik vlinder als elke vlinder
post mortem in een kleurbosch
langs een pad omhoog en zoek
een eigen graf ook dat is nog
begeerte

Waar is het graf dat zijn wieg
moet worden opdat hij niet een
virtueel soldaat een soldaat op
papier blijft

hij kan een kerstpakket dat
men wordt en is niet
uitpakken

op een donderdag droom ik dus donderdag
komt van gene zijde van een schoorsteen
een gedicht dat geen bloedgroep kent

Zonder een vin te verroeren houdt hij als
een dwerg die in een tuba woont en geen
huur betaalt een leegte in een nijptang
vast

Rara wat tempelt't daar en waarom staan de
tempels zo dichtbij en niet dichterbij in

Oerdriet dichterbij dan dit ik van mij in
au zo ongrondelijke misschien

Zet men vandaag of zet men morgen
de doofpot die het bewustzijn van
de wereld wordt en is, op het vuur

dinsdag zet men koers
dinsdag zet koers
dinsdag scheept zich in een
op 't blauw van de buitenkant
van een fles campingagaz
geschilderd grijs
oorlogsschip

de M de m een oorlogsgod een god van
een bloedige oorlog de m op twee knieen
een gebroken juk in een bleekbesneeuwd
aquarium een aan alle kanten zo zonder
kleur een wit een hoog vertrek dat men
niet kan betreden

van een oorlogsgod keert bloed terug
waaruit men draden van ijzer trekt een
ijzeren draad waar soldaten strikken en
knopen inleggen

men hoort hem niet, de man is zo bescheiden
de man drijft waterdicht in een dobber van
glas op een stroom van bewustzijn tussen
een rookkolom bij dag een vuurzuil 's nachts
dwars door, en toch langs een hermetisch
open wereld die hem ontoegankelijk blijft

een vuur geleidt maar leidt niet een
mysterie doet wippen maar wipt niet

prikkeldraad is een landschap,
verwondt een landschap,verwondt
het bewustzijn van een landschap

In een hoed asch van een zon
zonder schrift zo schriftloos
dwaalt men beeldbraak
tegemoet

een figuurzaag van oor tot oor sterf
een klotepijn de kortste weg ragfijn
van Godszoeven zit Gij daar nog
doet Gij mijn pyama beven


Rond gaat zij rond o ronder in diepe
slaap dichterbij en een letter in een
hoofdletter vlam

zoals zij niet verstoffelijkt en
niet ontstoffelijkt in een letter
a van vlam en vuur dat geen
vuur is

een enkel st. In purper bloeit
klaart dauwt klaarwatert vin-
gert watert vertriktortrakltraut

Van nergens en overal komt zij in
een letter a die zij is en verbeeldt

voorheen zocht ik nog niet een brazilie in
een mysterie eertijds zocht ik een mysterie
in brazilie

hoe zou het zijn om van een reis om de
wereld door een oven in een tuin op de
wateren in de schoot van een bewustzijn
boven bewustzijn terug te keren


Sla dood die duif o moeder
waarom hebt gij mij verlaten
ik lipstick

vaak denk ik aan grieksche goden de
goden van gnoe knol kn kango kaya


Hoe is het papa hoe bevrijd ik mij pa
pa van mijn omstandigheden en hoe
daal ik in het zaad af

in eelt op een hand van zijn vader op
zijn vadershand in eelt overwintert een
plaats een landschap waar het woord
zijn zeggingskracht verliest


de kalahari sterft de kalahari leeft ik
niet

wie meet wie kan de melancholie meten nu
ik bij de verovering van mijn wereld nog
geen boson ben gevorderd
en wie onderscheidt een hiero- van een
pornoglyphe
waarom is zij altijd groter dan het
vensterraam waar zij mister minute
tikt en
waar blijft mijn gezicht als ik de muil
korf van meningen en vooroordelen afzet


Een wollen scheepje een scheepje van
wol zo van rara van overal en nergens
op een muur van graal uitgereed

het is nee het is niet wat ik strot op
waterspiegel doe naar wat doet een
ster die geen ster is een letter geel
een gele letter onder haar voet wat
doet de vijfde letter onder haar voet
de zachtheldere e

veraschteek ik aan deze zijde van een
oceaan verisabellaschteek ik achter de
dijken aan deze zijde van de maan in
een hersenbranding op een binnenzee

men leeft jaren op te grote voet met
een kalahari van zijn bewustzijn in
een slof in plaats van op de twee
schoenen van zijn bewustzijn in
de kalahari

grind bestaat uit duizenden personen
uit tweemaal duizenden ogen en oren
uit duizenden paren handen en voeten

het buitenwesten staat niet voor en
niet achter de deur
't jlaasvaakt van
hoe kan ik weten waarom ik
die vonk uit een geestesoog
pink

een openluchtmuseum komt een laan van
hoofden van mensen tegemoet men dwaalt
in het zwart van duizenden personen


notre dame des chemins de fer
zijn enkel st. In bloei bloeit
klankpurper

van boomschors van schors van boom met
zeilen van scharlaken ongrond tegemoet

van dertig slaat een brassband van
graal van koper slaan de
bekkens om zijn oren

een gedicht kijkt uit over een
onmeetbaarheid baar licht, niet
ik

een ongelukkig bewustzijn van de wereld
is een brug te ver
een proces en een produkt van oevers die
een verbinding zoeken en vinden
een brug te ver vraagt 'Waar zal ik
heenengaan'

het dichtstbijzijnde atoom is een
onmeetbaarheid van mij verwijderd

toch staat er aan alle kanten van een
ongelukkig bewustzijn 'Naar Holywood'
geschreven

sinds hij op zijn handen staat en er nog
niets in zijn hoofd is omgevallen ook de
doofpot niet, vermoedt hij dat de wet van
de zwaartekracht alleen op dat fragment
van de duisternis van toepassing is dat
zintuiglijk waarneembaar is

't poeziealbum van een ongelukkig kind
is niet een kind dat zijn ongeluk niet uit
maar een ongeluk dat zijn kind niet uit

de M mare nostrum de F zijn flumen
doloris en kijk zegt hij op de oever
tussen het struisriet staat O.L.Koe
ter grindpad
draagt
haar zondagse pak van 32 zwarte en
32 witte velden de kastelen lopers en
soldaten in zijn zak loopt hij over het
grindpad tussen de velden zijn klaag-
weide tegemoet
de annalen de registers
de dode Jonkrollen van de nog te komen
dag staan op tafel

gaan de goden niet diep genoeg
een profanatorium binnen
gaat een profanatorium zo diep de
goden binnen dat zij niet meer in
de verstrooiing van de asch weder
opstaan

zijn de goden in plaats van een
overtreffende een duisternis
vergrotende trap

zoeken de goden een speld in
een tunnel van
licht

zout kwam zag woonde uit, liet
veertig slakhuizen leeg achter
veertig kinderkwalen veertig
terpen veertig klederdrachten
lapjesland op een spiegel van
water een waterspiegel

hij ziet in zijn twee oogen een
voor hem onbevaarbare zee
verdwijnen

een nachtmerrie alfabetiseert mij en
ik alfabetiseer niet een nachtmerrie
ik betaal voor een tatoeage op vel
zonder been
ik ben de zlotyglossie die
van planken een boom wil maken ik
ben de tatoeage waarvoor ik betaal

van ranja van roei vlek foei van
roet en ren van ranja waar ga ik
heen

een vogel te ver reikhals ik naar
de dag die nog steeds moet komen
een vogel kokhalst een ik te ver

en de zeelieden slenteren de laagte-
kadijk van hackensack een zomer-
kade

De verfberg de berg van verf
de berg van zijn gezicht van
verf de
grond grient ver en
verderst vertst het verf
fevr rv F grondt 't jakt
grondwet nat
weent de c cedille vonkt
pelgramt oersplintert't

waarom ligt er een metaalwonde
een nerveuze leegte

hoe kan hij de wonde uitbeitelen als de
beitel de wonde is

waarom papyrus in 't blauw van
de psalm planten

toen hij zijn bestaan nog de duur van
wereldbrilledag gaf

zijn innerlijk klampt zich aan zijn
uiterlijk tijdsgewricht vast als een
kooi verliefd op haar gevangene
mijn rgdagboek
ligt bij 't horloge
bleef in de borst van mijn
vader liggen de speld bleef
in de bewustzijnsberg
klokje shoah tikt niet

de 12de str
de 13731ste keer 't
Goudvisch't O vissudha
trililaliedt de Q c,c
cedille
cic be
landbouwbloed
de Stadsiberia

(mijn enquete mijn god-is-
dood-generatie mijn walvis-
eiland en nebraska en john deere
mijn overzeesche rijksdelen mijn
koninklijke pakketvaart maatschappijen
mijn nantucket ambon schokland mijn
urk mijn dumpklasse waar ik bijsta
mijn athos op krukken mijn wireless
mijn teekendoosch met sloepenliederen
het heimwee van het heimwee mijn
oudekerksplein tegen de gevel van
een wolkenkrabber brandt de denver
skyline en daar is geen water)

'tjaoonkvaardigt blaurailt bleu
raielt urdublaukleumt kruknaakt
't statiefzoogklinderblauwt treize
altwaze turkwaze mazensnaptere
krukascht't keu

traktortuu
tractortu
taktortuur
marmottortuur
't samsaraatselt

zieXauomidweg
zwartwat kelwad
't roettoettertblaut
sparsa bid sparsitita
moytania U 
andra mou enne pe
toymania 
qya kwak komsgylg
komkommersgult
sportvisch vod
geel vodgeelst


fac
struc
frac
Nr. 1493 op de hoek van von
humboldtboulevard en van
stakker marthastr.
fak-ture
ATC Ai
tiktakklant hkt
onomatoplasma
Tatzcy stugvisch
psalmwit wiekbop bayong me
kong hanjon batikt kitabt bitabitibi
jaonkvaartuiglijk 't zwordgat 't
h't krankschreit 't klankschrijdt
't zwoargat ged 't get
cht
ged
gid
griekisch
smelt zwoardgatuit
chaoterte de blaurailende
kinderlippe jaojonk
op dijken sterren ondergrond
de besterde bodem 't
kraloglinstevonkjonkt't

z z't zett
vingerlingsck glaspraat mijn
kletspraat statiefkind poesia
van splinterdingetje 'n onge
lukkig kind van rat plant
vlag op mount everest

horloge grondbeeft hleurt
koleurtt'tspoorovariakanalen
systeemt d glespraat j oxygenita
niakaalt j grondbeeft hleurt eu ai
Tub Tub 5e tybe jujube jujuy in
mendoza argentijnie deliria
soldaat j weet 't niet meer j
blokt j jamspaatterdeelkwaakt
in een kegeltje ex nihilo d'r
komt van niks en nooit meer
uitje

wie staat niet de ene sekonde
als subjekt het volgend moment
als objekt onder een douche
die alle kranen dichtdraait,de
douche van stille wanhoop

niet een diaspora van de asch van
een zon in een atlaspark maar
land zonder kaart in de verstrooiing
van asch van van een zon

hoe een ketel water zich leegfluit
hoe zijn binnenzee zich op het gas in
de doofpot droogkookt

een doofpot kreunt in zijn ketelsteen
het is koraal van stille wanhoop

onvermoeibaar geeft het oog van
een kraan het kereltje van playmobil
in de gootsteen kopbal na kopbal aan

een koffertje stof van
nachtrust,een bagageruimte

mijn kloten zijn in maar niet van
de wereld
een orgaan is een proces met een
produkt van nerveuze leegte

een museum een eertijds
een muze gewijde ruimte

in den beginne is 't hartstikke leeg
een museum van openlucht een stenen
ring een ring van steen een schoorsteen

waarin men luchtomhuld verder gaat men
Jakoba zonder hemd
een roetkanaal van kut van
mokum elke schoorsteen zingt zijn
eigen lied; een schoorsteen bevalt van een vuur
de schoorsteen graalt maar is het graal niet

geeft wereldbrilledag de pijp aan Maarten

van het geklets op mijn binnenzee blijft een
gerucht dat kreunt in ketelsteen
koraal verpulvert

geklets lacht, gerucht grijnst mij toe, niet het
onmeetbaar, oneindig kleine
een binnenzee grijnst van Au van pijn van vlek op
jenever
van Au van hum van diesel van Om van diesel

toen de trance van de abstrahering mij
nog scheidde van de wereld in een
kooi van een verinnerlijkt uiterlijk
en een openluchtmuseum van een
veruiterlijkt innerlijk
de tralies in de spiegelkooi van mimicry
van jungle-kreten, een kainoglossie, een uiting van
stille wanhoop

kooi van en 't blauw in de longen geeft af als bosbessen
hersenblanco
(in het groene voetlicht licht op, bloeit)
hoor wie en wat humt aumt daar
het is diesel zeker,
diesel ademt niet in ademt slechts uit
diesel piest niet diesel kent geen plezier

een polarisiatrie om de keten van
geboorte en wedergeboorte te
verbreken, mijn enquete
opdat men zijn steentje bij
draagt aan de oplossing van
het probleem van de overbevolking

zoals de ziekte die een ongelukkig
bewustzijn is op het punt staat zich
over een zonnestelsel uit te breiden


met een geluid 'Plons!'gaat gij
o lichtbruid die zweeft op wateren
die u bent te water en toch word u
niet nat
een plejade het zevenleidsel in
uw handpalm

nadat 't van een plat dak over de wereld is
uitgestort brengt de Vloed de zee, het kwarts
en glimmer op grind samen

een kiepkarretje van weelde van back the fuck up
een proces en produkt van geklets dat een
onverwerkte restant van vijftig middeleeuwen-
verdringt waar het in verdrinkt

een geelgevoel een snelweg gevoel een einde-van-
een-wereldgevoel een ffalaisegevoel een ellebogengevoel
een verenigde oostindische compagniegevoel een callaogevoel
een melkweggevoel een sprongstofgevoel een pornogevoel
een pariahgevoel een kameelvogelgevoel een gespreide armen van nu
vlieg ik gevoel


de magie van het abstraheringsvermogen
een teekendoosch,een hikhuis grind een
puzzle van kiezelsteenen

mijn nachthemd mijn pyama leeft
mijn pyama sterft,ik niet

ik cebreeuw mijn tijd wel uit in
een teekendoosch mijn koffertje
met stof van nachtrust van nacht-
stof van stof en asch van een zon
van kiekeboe en maraboe kolibri

men is een papieren boeket een
boeket van papier geworden dat
het verleden van plato nog in zijn
grot verbergt


(geschreven tezamen door Maarten & Leyn Leijnse)


Aanmelden om een reactie achter te laten
Censuur